Wie regelmatig in de natuurgebieden langs de Maas struint, heeft het vast wel eens gezien. Sommige Galloways en Koniks zitten er vol met zaadbollen die aan hun huid en staart klitten.
Het ziet er misschien een beetje zielig uit, maar de dieren hebben geen last van de klitten. In het voorjaar vallen ze vanzelf weer af. Dit verschijnsel hoort bij de wilde natuur. De zaadbollen zijn afkomstig van de grote klis. Dat is een plant die dieren gebruikt om zichzelf te verspreiden. De zaadbollen hebben weerhaakjes, vergelijkbaar met klittenband, waarmee ze blijven plakken aan de vacht, manen en staart van de grote grazers.
De zaden vallen overigens vooral langs plekken waar de paarden en runderen vaak lopen. Grote grazers zijn gewoontedieren.
Ze gebruiken vaste routes, waar olifantenpaadjes ontstaan die soms uitgroeien tot wandelpaden omdat ook mensen er gebruik van maken. Een handige vestigingsplaats dus voor de grote klis, die zo elk jaar weer verzekerd is van verdere verspreiding. Een extra trucje van de plant is dat ‘ie smakelijker wordt als de zaden rijp zijn. Zo weet de klis de grazers naar zich toe te lokken. Verspreiding gegarandeerd.